Siddharta Gautama of de Boeddha Shakyamuni, stichter van het boeddhisme, leefde in Indië ongeveer 2500 jaar geleden. Hij was een prins van de Shakya stam die leefde in het noorden van Indië.
Shakyamuni, hoewel hij zelf jong en gezond was, had oog voor het lijden door geboorte in een verwarde wereld, het lijden door ziekte, ouderdom en dood. Shakyamuni was er zich bewust van dat dit lijden een onvermijdelijk aspect van het leven was.
Hij verzaakte toen aan het wereldse leven om een oplossing te vinden voor dit fundamentele lijden. Zijn prinselijk leven was overladen met alle weelde die men zich kon wensen. Niettemin zou Shakyamuni zich later herinneren dat hij hiervan nooit had genoten. Hij was er zich bewust van dat zulk plezier slechts waan was. Hij ging dus op zoek naar een waarachtige filosofie die de zin van het leven zou ontwarren voor alle mensen.
Gedurende vele jaren onderwierp hij zichzelf aan ascetische disciplines, maar hij vond het onmogelijk om bevrijding te vinden door zo’n gehele zelfonthouding. Uiteindelijk verwierp hij deze praktijken. Dan, nabij de stad Gaya, zette hij zich neer onder een vijgenboom en ging hij in meditatie. Daar bereikte hij een ontwaken of verlichting tot de ware aard van het leven en alle dingen. Het is omwille van deze verlichting dat hij Boeddha werd genoemd of “de Verlichte”. Na zijn verlichting, zo wordt gezegd, bleef Shakyamuni nog een poos onder de boom in vreugde over zijn bevrijding, maar ongerust door de wetenschap hoe moeilijk het zou zijn om aan anderen over te brengen wat hij net had beseft. Ten slotte besloot hij niettemin dit te doen, zodat de weg voor de bevrijding van het lijden door geboorte en dood open zou staan voor alle mensen.
Historisch reisde hij over heel Indië gedurende bijna veertig jaar. Hij deelde zijn verlichting, verdedigde de vrede en leerde eenieder hoe zijn oneindig potentieel te bevrijden.
Shakyamuni onderrichtte dat ieder persoon inherent begiftigd is met een zuivere levensstaat die perfect deze eeuwige Wet (Dharma”) belichaamt. Deze levensstaat betreft de meest nobele en essentiële kwaliteit die toelaat aan individuen om een waardig bestaan als mens te leiden. Hij liet vaststellen dat het vernederen van het zelf, het gehecht zijn aan verlangens en het vernietigend egoïsme beletten dat deze natuurlijk zuivere staat naar boven komt. Shakyamuni leerde de mensen hoe zulke illusies te doorbreken opdat ze zelf zouden ontwaken voor het heilige karakter van hun eigen leven en voluit hun unieke potentieel kunnen uitdrukken.
Shakyamuni onderstreepte ook dat het bewustzijn van de waardigheid van ons eigen leven zich vertaalt in een respect voor de waardigheid en de waarde van het leven van de andere. Zijn onderricht is een van welwillendheid, verwijzend naar de ingesteldheid en de handeling om zich te bekommeren om de andere. Deze welwillendheid wordt geboren uit het bewustzijn dat de waarde van de andere evenwaardig is aan de onze.
In zijn geschrift “De drie soorten schatten” verklaarde Nichiren krachtig na ijverige studie van de onderrichten van Shakyamuni: “Het doel van de verschijning in deze wereld van boeddha Shakyamuni, de heer der leerstellingen, is gelegen in zijn gedrag als mens”. (De Geschriften van Nichiren Daishonin, Deel 1, p. 359)